Foto's verduidelijken zeker de discussie. Bij deze.
Bijgevoegd 4 foto's van hetzelfde individu, met een kopbreedte van 1.2 mm. Andere individuen (ik heb een 30-tal gezien) zijn niet anders dan deze.
Wat mij betreft valt op:
1. de best forse rugdoorns (foto 02) en laterale doorns (foto 01) voor een larve van dit kleine formaat. Volgens NORLING & SAHLÉN, 1997 (in Nilsson 1997) zouden die 'vestigial or absent' zijn in kleine larven van aenea (kopbreedte <=2mm).
2. antenneleden 1 en 2 komen platgelegd net wel/net niet tot de mediane lijn van de kop (niet goed te zien op de foto 03). Volgens NORLING & SAHLÉN zou dit kenmerk juist nog beter tot uiting komen in kleine larven, dwz dat de eerste 2 antenneleden zelfs voorbij de mediane lijn van de kop zouden gaan.
3. de aanwezigheid van twee doorns op de kop (foto 04)
4. ik heb geen foto van de labiale palpen. De insnijdingen van de labiale palpen zijn echter bij alle larven laag. Dit itt de diepe insnijdingen van de labiale palpen van C. aenea. NORLING & SAHLÉN zeggen dat kleine larven de diepe insnijdingen soms nog niet hebben. Mijn ervaring is dat ze dat wel hebben en duidelijk dieper zijn dan die van bijv. L. quadrimaculata (kleine larven) en dus ook Sympetrum larven.
Ik heb veel ervaring met kleine larven van Cordulia aenea. Daarom doen het habitus en fysieke kenmerken van deze larven mij twijfelen of dit Cordulia's zijn. Voor zover ik weet zijn er geen beschrijvingen van jonge larven van Sympetrums, iig hebben NORLING & SAHLÉN daar geen beschrijvingen van. Sterker: zij baseren zich op de beschrijvingen van grote larven/exuviae door HEIDEMANN & SEIDENBUSCH (1993). Ik heb geen ervaring met kleine larven van Sympetrum. Dus ik kan niet zeggen of mijn gut feeling recht van spreken heeft...
Bedankt voor het meedenken.
Groet,
Jan Kuper