De familie der Chrysomelidae kun je herkennen aan de combinatie van de volgende kenmerken:
1) de schijnbaar vierledige tarsen waarvan het derde lid (vrijwel altijd) diep uitgerand is (in werkelijkheid zijn de tarsen 5-ledig, maar het echte 4e lid is heel kort en ligt verborgen tussen de lobben van het derde lid),
2) de antennen zijn draadvormig,
3) de snuit is niet verlengd, zoals bij snuit- en sommige schorskevers,
4) de ogen zijn min of meer rond, niet sterk uitgerand, zoals bij de meeste boktorren.
De combinatie van deze vier kenmerken klopt voor vrijwel alle soorten Chrysomelidae.
(Vorm van halsschild en dekschilden is dus geen familiekenmerk; binnen de Chrysomelidae heb je zowel lange, smalle als ronde, bolle soorten en zo ongeveer alles daartussen in).
Binnen de familie der Chrysomelidae heb je een aantal subfamilies. Bij jouw exemplaar is het beste kenmerk van de subfamilie Alticinae niet echt goed zichtbaar, nl de verdikte achterdijen, waardoor ze goed kunnen springen (best zichtbaar op de middelste foto). Een tweede kenmerk, maar dat geldt voor niet alle soorten van de Alticinae, is de dwarsgroef voor de basis van het halsschild die aan beide zijden begrensd wordt door een lengtegroefje. Deze groefjes komen niet bij andere subfamilies voor, bij Alticinae kunnen een of beide groefjes wel ontbreken of zeer onduidelijk zijn.
Voor verdere determinatie, althans volgens het boek, moet je kenmerken bestuderen die op de foto's niet zichtbaar zijn. Op basis van de kleur van de antenneleden, kleurverschil tussen dekschilden en halsschild zeer gering, duidelijke puntrijen op dekschilden kom ik dan tot Crepidodera plutus. De lengte die je opgeeft is (wederom) veel te groot, het kevertje is maximaal 3,5 mm lang.