1. Bedenk dat zelfs als er 1400 insekten in een boek staan, dat maar een fractie is van het totaal aantal soorten. Vrijwel alle boeken zijn bovendien in het buitenland gemaakt, waar algemeenheid anders kan liggen dan in Nederland. Ik heb wel eens de vergelijking gehoord dat insekten in een plaatjesboek opzoeken hetzelfde is als een vogel opzoeken in een boek met 50 vogelplaatjes.
2. Wees vooral systematisch in het uitzoeken. Geen honderden plaatjes, maar een geordende vraag:
a. is dit een insekt? (6 poten, driedelig lichaam, antennen);
b. uit welke orde van insekten komt mijn dier? (hier worden al veel fouten gemaakt);
c. heeft de orde een indeling? Zo ja binnen welke suborde valt mijn dier? (denk aan Heteroptera, wantsen en cidaden);
d. kan ik vervolgens een familie vinden? (hier wordt het echt moeilijk en voor sommige groepen wordt het terugvallen op stevige determineertabellen; soms makkelijker, bv bij bijen en wespen);
e. is er determinatieliteratuur over mijn familie? (op dit niveau altijd stevig determinatiewerk).
3. zoek in de buurt een insektenwerkgroep! Niets zo leerzaam als een aantal avonden naar insekten kijken en determineren met mensen die aan kunnen wijzen waar de subcostaalcel zit.
4. concentreer je op een aantal groepen. In de beperking toont zich de meester. Ik weet hoegenaamd niets van kevers, cicaden, sluipwespen, muggen en ander spul.
5. en vooral: geef niet op als je het leuk vind!