Dit is een beetje complex:
de vliegperiode is de tijd tussen het eerste uitgeslopen exemplaar en de laatste die doodgaat, wat normaliter niet hetzelfde beest is. Oftewel de uitsluipperiode is daarbij een van de balangrijkste bepalende factoren. Die is bij verschillende soorten heel verschillend. Lantaarntjes sluipen over een heel grote periode uit, rombouten daarentegen bijna allemaal in een keer. Dus bij rombouten zou je een verschuiving van de vliegtijd kunnen verwachten, bij Lantaarntjes nauwelijks.
Een andere factor is inderdaad het weer na het uitsluipen: bij slecht weer leven libellen i.h.a. langer. Enerzijds doordat het metabolisme langzamer is, anderszijds omdat ze dan minder last van predatie hebben.
Weer een ander aspect zijn waarnemerseffecten. Als er ineens, zoals afgelopen voorjaar, het heel mooi weer is is de kans dat beesten daadwerkelijk waargenomen worden vele malen hoger dan bij een kwakkelvoorjaar. Zegt dus vrij weinig over de werkelijke stand van zaken, hooguit een indicatie.
Daarnaast wordt bij najaarssoorten de vliegtijd ook bepaald door het inzetten van slecht weer in het einde van de vliegtijd. Kan me voorstellen dat late Tengere Pantsers bv. bij de eerste vorst aan de grond doodvriezen.
Kan me voorstellen dat er daarnaast nog andere factoren meespelen.
Wat ik me moeilijk kan voorstellen is dat larven van de meeste soorten de keuze kunnen maken om een jaartje te wachten met uitsluipen. Als dat al gebeurt is dat denk ik zeer zeldzaam (op wellicht een paar soorten na).