De eerste lijkt me een lid van de Trigoniidae familie, waarvan de bekendste vertegenwoordiger Trigonia al in de 18e eeuw door Lamarck zelf werd beschreven. Ook een andere gigant uit de klassieke geologie, Louis Agassiz ( de ontdekker van de ijstijden) heeft er een dik boek overgeschreven (Memoire sur les Trigonies, 1840). Trigoniidae beleefden hun grote bloei in de Boven Jura, ongeveeer 160 miljoen jaar geleden. En ze kwamen net als de rudisten, overvloedig voor in de warme randzeeën van de toenmalige westelijk (Neo-)Tethys oceaan, waartoe zowel Turkije als de Zuidelijk Pyreneeën behoorden.
De onderste hoort net als de Trigoniidae ook thuis in het phylum van de Mollusca, waarvan meer dan 85000 soorten bekend zijn en tienduizenden soorten uitgestorven . Beide soorten horen bij de Tweekleppigen (Bivalvia, vroeger Pelecypoda of Lamellibranchia), waarvan zo'n 10.000 soorten zijn beschreven.
Op naam brengen van fossiele soorten of zelfs genera vereist specialistische kennis en informatie over onder meer, de vorm en positie van de mantellijn en de anatomie van het slot tussen de twee kleppen. Hier dus niet te zien zonder uitprepareren, gesteld dat de kritische onderdelen tijden het fossiliseren zijn gepreserveerd
Bij de Tweekleppigen wordt één en ander verder gecompliceerd door het voorkomen van bepaalde leden van een ander Phylum, de Brachiopoden, die oppervlakkig sprekend op Tweekleppigen lijken.
groet, marc