Hoofdmenu

Heidelibellen 3

Gestart door Ringneck, augustus 07, 2005, 15:31:40 PM

Vorige topic - Volgende topic

Ringneck

Goeden middag allemaal

Kan iemand mij helpen met de determinatie van deze heidelibel, volg de toegevoegde url om een foto te zien: http://community.webshots.com/photo/382802...191373844hwwOff
Met vriendelijke groeten,

Rob


My Webpage

Ringneck

Hoi Allemaal,

Ik heb vernomen dat het url niet werkt "helaas"; het enige wat ik nu kan bedenken is dat men de nummer in het url onthoud en deze gaat op zoeken in mijn webshots album. Wel omslachtig maar ik weet het anders niet.
Met vriendelijke groeten,

Rob


My Webpage

marcel123

#2
Link doet het wel hoor. Waar is deze foto genomen? S'Graveland?


Goyatlah

Links doen het hier ook, maar erg traag. Denk dat webshots niet erg op doorlinken gesteld is.

Het beestje op deze foto lijkt me adult vrouw van vulgatum of striolatum, maar vanuit deze pose kan ik hiertussen geen onderscheid maken. De kleuring doet me neigen naar vulgatum.

De andere 2 beestjes (is het hetzelfde exemplaar) denk ik niet dat het fonscolombii is. Een van beide foto's lijkt kleuring van de voorste aders te zien te geven, maar ik durf er geen cent op in te zetten dat dit niet gewoon de licht inval is. Daarnaast heeft fonscolombii gele pterostigma's en gele vlekken aan de basis van de achtervleugels (weet niet hoe groot die precies moeten zijn).
Moi, Dolf

Bezoek ook eens Libellen in Nederland met de enige interaktieve en op foto's gebaseerde libellentabel, veel info en heel veel foto's

AvanderHeijden

Ohw, had je reactie nog niet gelezen, Goyatlah, maar ik sluit me helemaal bij je conclusie aan: dit is een vulgatum/striolatum (waarschijnlijk vulgatum) vrouw en op de andere foto's staat een man vulgatum, geen fonscolombii

Goyatlah

Hmm

begin deze beestjes geloof ik wat beter onder de knie te krijgen, maar veel van de kenmerken zijn toch relatief vaag en/of variabel, waarbij het ene kenmerk bepalender is dan het andere (zoals pronota bij Coenagrion vrouwtjes, of de hoek van het geslachtsorgaan bij vulgatum/striolatum)

Vroeger toen ik een jaar of 15 was, werden libellen gevangen en vaak op vleugelnervatuur gedetermineerd. Dit is in onbruik geraakt vanwege een toenemende weerzin om de beestjes dood te maken, ten voordele van een soort "Dragons via binoculairs" idee van identificatie. Tegenwoordig hebben steeds meer mensen steeds betere digitale camera's en kan er misschien weer meer aandacht aan vleugeladering gegeven worden - weinig variabel en dus in sommige gevallen goed voor zekere identificaties?
Moi, Dolf

Bezoek ook eens Libellen in Nederland met de enige interaktieve en op foto's gebaseerde libellentabel, veel info en heel veel foto's

Mark van Veen

CiteerHmm

begin deze beestjes geloof ik wat beter onder de knie te krijgen, maar veel van de kenmerken zijn toch relatief vaag en/of variabel, waarbij het ene kenmerk bepalender is dan het andere (zoals pronota bij Coenagrion vrouwtjes, of de hoek van het geslachtsorgaan bij vulgatum/striolatum)

Vroeger toen ik een jaar of 15 was, werden libellen gevangen en vaak op vleugelnervatuur gedetermineerd. Dit is in onbruik geraakt vanwege een toenemende weerzin om de beestjes dood te maken, ten voordele van een soort "Dragons via binoculairs" idee van identificatie. Tegenwoordig hebben steeds meer mensen steeds betere digitale camera's en kan er misschien weer meer aandacht aan vleugeladering gegeven worden - weinig variabel en dus in sommige gevallen goed voor zekere identificaties?
Ook bij foto's is het zaak te weten wat het ongeveer zou moeten zijn, om vervolgens dat te fotograferen wat bij de determinatie noodzakelijk is.  Bij een potentiele fonscolombii is een (determinatie)foto van de zijkant van de kop onontbeerlijk, evenals een goed belichte foto van de vleugels.

Volgens mij kun je daarvoor best de libel even vangen, fotos maken en loslaten. Ik denk niet dat het beest daar veel last van heeft. Met heidelibellen zou ik sowieso eerst een aantal exemplaren vangen, determineren en loslaten, voordat determinatie 'by binoculars' aan de orde komt. Dat is een lastige groep, waar subtiele kenmerken een rol spelen. Zo blijf ik flaveolums met weinig geel op de vleugel toch even voor de zekerheid vangen (en was ik blij met de aanwijzingen op dit forum).

Mark
groet,

Mark van Veen

grunsven

Vleugeladers zjin met name handig voor de grote indelingen, om te kijken welk geslacht het is. met een beetje ervaring zie je dat zo ook wel.
Er zijn maar weinig soorten die op elkaar lijken maar door vleugeladering gedetermineerd orden. Met name S. sanguineum/depressiusculum en O brunneum/coerulescens. Maar zeker  bij de Orthetrums is dit juist een variabel kenmerk! en gaat het niet altijd goed.

Sympetrums hebben naar mijn mening juist heel harde kenmerken maar zijn ze vaak moeilijk te zien.

Roy
Roy van Grunsven
De Vlinderstichting - Dutch Butterfly Conservation (www.vlinderstichting.nl)

AvanderHeijden

#8
Ik heb de verwarring tussen sanguineum en depressiusculum nooit gesnapt. Maar goed daar hebben we nu niets aan. Veldgidsen en tabellen zijn vaak gebaseerd op kenmerken die in het veld makkelijk te zien zijn, omdat je een dier dan toch vanuit verschillende standpunten kunt bekijken. Dan heb je geen vleugeladerkenmerken nodig, behalve bij de voorbeelden die Roy hierboven noemt. Toch zou het niet gek zijn een overzicht te hebben van determinerende vleugelkenmerken van andere soorten, aangezien je het bij determineren van foto soms (nee vaak!) moet doen met maar 1 standpunt zonder alle relevante veldgidskenmerken zichtbaar.

Overigens, Roy: de vleugeladering van Orthetrums is wel variabel maar de celverdubbelingen van coerulescens/brunneum zijn voor zover ik weet wel een hard kenmerk. Coerulescens nooit meer dan 4 verdubbelingen en brunneum juist wel etc.

grunsven

Inderdaad heb je bij sanguineum/depressiusculum het aderkenmerk niet echt nodig maar het is een goed kenmerk. Ik heb wel eens een rare oranje sanguineum gezien met vage verbindingen tussen de zwarte vlekken. Dan is dit best handig om te weten.
coerulescens/brunneum heeft wel degelijk overlap in het aantal celverdubbelingen.
Coerulescens kan er 5 heben en brunneum 3 maar dan meestal maar in een vleugel. Gemiddeld minder of meer dan 4 is al een beter kenmerk.
Volgens mij staat dit ook in de Askew.

Groet Roy
Roy van Grunsven
De Vlinderstichting - Dutch Butterfly Conservation (www.vlinderstichting.nl)

AvanderHeijden

Ja in iedere vleugel idd, per vleugel kunnen er uitzonderingen zijn.