Ik zou graag willen weten welke soort dit is
Het betreft deze waarneming
https://waarneming.nl/waarneming/view/162220546 (https://waarneming.nl/waarneming/view/162220546)
onzeker Bladwesp onbekend - Symphyta indet. gezien op 2018-09-05 Zwolle - Westerveldse Bos
Foto's:
(https://waarneming.nl/fotonew/7/18400267.jpg)
(https://waarneming.nl/fotonew/8/18400268.jpg)
(https://waarneming.nl/fotonew/9/18400269.jpg)
bij voorbaat dank,
Helaas Gerard, geen idee. Heb weleens vergelijkbare larven gehad met die witte rugstrepen. Op Braam was dat Pristiphora pallidiventris ( https://waarneming.nl/waarneming/view/157491830?_popup=1 ). Maar jij hebt een andere soort. Volgens mij heeft Fons ooit aangegeven dat die 2 achterlijf-aanhangsels "typisch zijn voor Nematus". Weet zelf niet of dat altijd op gaat. Heb je het achterlijf nog meer in detail? (Hier een matig voorbeeld van die aanhangsels bij larve van Nematus lucidus https://waarneming.nl/foto/view/16736188 ). Misschien dat Fons nog reageert.
Nee, helaas, maar voor volgende keren weet ik nu dat ik daar even specifiek de (fotografische) aandacht op moet vestigen.
Bedankt weer John!
Dit is een moeilijke. Uit de Nematinae zijn minstens twee kanshebbers mogelijk op Rumex: Pachynematus rumicis en Nematus vicinus. Ik geef de voorkeur aan de eerste op basis van onderstaande beschrijving (o.a. een vooruitgeschoven voorhoofd, dat lijkt te zien op de eerste foto van bovenaf) en het feit dat die strepen ook typischer zijn voor het genus Pachynematus (ook al lijken ze hier niet vermeld te staan voor deze soort).
De beschrijvingen in Lorenz & Kraus:
P. rumicis:
L. — 11 mm. Kopf gelbgrün, Oberkopf gefeldert; Hinterkopfrand schwach braun punktiert. Stirnfeld stark erhaben, mit 8 B. Antennen wie bei nigriceps. Rumpf grün, dorsal dunkler. Die Borsten sind hell und stehen mit ihren kleinen dunklen Ansatzpunkten auf hellen schildförmigen Warzen. Stigmen groß. Querfalten 2 und 4 mit je 3 B. Substl. 2 B.; Suprapl. 3 B.; 2. Pstl. l B., l W.; 2. 2 B.
Supraanall, mit ca. 25 B., Subanall. 18 B. Abdb. mit 8 B. Thf. bräunlich. VI—IX, Rumex spec. Die Larven befressen den Blattrand oder die Blüten; Verpuppung im Boden. 2 Generationen. Fundort: Birnbaum, 30. 9. 52. /
N. vicinus (N. crassus hier):
Nach MILES (1937): Kopf grünlich, Streifen der Scheitelnaht und Wische von den Orbiten gegen den Scheitel braun punktiert. Stirn bleich. Beborstung bleich und spärlich (Fig. 275, 276, 277). Rumpf grün, dorsal dunkler. Stigmen klein und braun. Querfalte 2 mit 6 B., 4 mit 4 B,; Substl. 9 B.; Suprapl. 12 B.; l. Pstl. 2 B.; 2. 3 B. (Fig. 278). Analsegment lang beborstet (Fig. 279). Supraanall, nicht abgerundet (Fig. 280). Abdb. mit ca. 15 Borsten. ' IX, Salix fragilis u. a., Betula, Rumex obtusifolius u. a. (BENSON).
Hartelijk dank Fons. Aangezien het om 2 verschillende geslachten gaat kan ik er geen spec. van maken. Daarom ga ik voor een onzekere Pachynematus rumicis.
Benieuwd of dit inderdaad P. Rumicis is. Had zelf ook een larve op Ridderzuring, maar die ziet er heel anders uit. Heb die even in een apart topic gezet. Vond de larve paar dagen nadat ik daar een imago van P. Rumicis had verzameld.
https://forum.waarneming.nl/smf/index.php?topic=438659.msg2267100#msg2267100
Bedankt John, ik had al gezocht, maar vond niet meteen iets. Jouw vondst in context is wat mij betreft meer waard, verander de waarneming van Nematinae dus gerust naar P. rumicis (desnoods op onzeker). Ik zou van deze larve dan toch geneigd zijn N. vicinus maken. Het is immers duidelijk een andere soort. Hoe dan ook blijft het nu toch ook wat giswerk vrees ik, hopen dat de kweek ooit lukt bij een van deze dieren.